De Centrale Raad van Beroep beslist in zijn uitspraak van 19 februari 2016 dat personen die zowel de Nederlandse als de Turkse nationaliteit hebben geen recht hebben op toeslag als zij niet in Nederland wonen. Voor hen geldt - net als voor personen met uitsluitend de Nederlandse nationaliteit – het woonlandvereiste onverkort. 
Het gaat in deze zaak om personen die zowel de Turkse als de Nederlandse nationaliteit hebben. Zij hebben in Nederland gewerkt en zijn vervolgens arbeidsongeschikt geworden. Zij ontvingen een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Daarnaast ontvingen zij een toeslag op grond van de Toeslagenwet (TW), zodat hun inkomen ongeveer even hoog was als het minimumloon. Vervolgens zijn zij naar Turkije teruggekeerd. Nadien is in de Wet beperking export uitkeringen (WET BEU) een bepaling opgenomen, die maakt dat alleen personen die in Nederland wonen recht hebben op een toeslag. Gelet op deze gewijzigde wetgeving is de toeslag van betrokkenen afgebouwd en uiteindelijk beëindigd. 

Betrokkenen zijn van mening dat - gelet op hun dubbele nationaliteit - hen niet kan worden tegengeworpen dat zij niet in Nederland wonen, zodat zij het recht op toeslag hebben behouden ook al zijn zij naar Turkije verhuisd. De Centrale Raad van Beroep stelde daarover vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (ECLI:NL:CRVB:2013:BZ5696). Het Hof van Justitie van de Europese Unie oordeelde in zijn arrest van 14 januari 2015 (C-171/13) onder meer dat betrokkenen op grond van de nationale wettelijke regeling toeslag hebben ontvangen en dat zij de Nederlandse nationaliteit hebben verkregen zonder afstand te doen van de Turkse nationaliteit. Onder die omstandigheden kunnen zij zich niet met een beroep op internationaal recht verzetten tegen het woonplaatsvereiste, dat op grond van de nationale wettelijke regeling een voorwaarde is voor het toekennen van een toeslag. Nederland mag hen op dit punt volledig als eigen burgers behandelen. De Centrale Raad van Beroep komt tot het oordeel dat betrokkenen geen recht hebben op toeslag als zij niet langer in Nederland wonen. Daarin verschillen zij van personen die alleen de Turkse nationaliteit hebben. Deze personen kunnen wel het recht op toeslag behouden als zij naar Turkije terugkeren, omdat zij niet langer in Nederland mogen verblijven als zij arbeidsongeschikt zijn geworden.

Daarnaast hebben betrokkenen aangevoerd dat de beëindiging van de toeslag niet mag, omdat dit een schending vormt van het recht op gezinsleven en daarom in strijd is met internationaal recht. Ook op dat punt krijgen zij geen gelijk. Van belang is dat het recht op toeslag aan het individu toekomt en niet aan het gezin.

Het oordeel van de Centrale Raad van Beroep is in deze zaak een eindoordeel. Partijen kunnen tegen deze uitspraak dan ook geen hoger beroep instellen.


Bron:
Centrale Raad van Beroep, uitspraakdatum, 19 februari 2016
Zaaknummers 04/2441 TW, 08/3509 TW, 04/2463 TW, 08/3553 TW, 04/2515 TW, 09/1809 TW, 04/2588 TW, 08/3527 TW, 04/6068 TW, 08/5161 TW, 04/6102 TW, 08/3557 TW, ECLI:NL:CRVB:2016:481

De Centrale Raad van Beroep is de hoogste rechter op het gebied van het sociale bestuursrecht, het ambtenarenrecht en delen van het pensioenrecht.

Myreport twitter