In zijn uitspraak van 8 oktober 2012 beslist de Centrale Raad van Beroep dat een trainingsacteur niet als artiest werkte, omdat hij samen met een psycholoog trainingen gaf in een door zijn werkgever verzorgde opleiding aan leidinggevenden in het bedrijfsleven. Voor het recht op een WW-uitkering gelden daarom voor de trainingsacteur de gewone eisen en niet de bijzondere voor artiesten.



De Centrale Raad van Beroep is de hoogste rechter op het gebied van het sociale bestuursrecht, het ambtenarenrecht en delen van het pensioenrecht.

In zijn uitspraak van 8 oktober 2012 oordeelt de Centrale Raad van Beroep - evenals de rechtbank Haarlem eerder deed - dat een trainingsacteur geen werk als artiest verricht. Om een WW-uitkering te krijgen, moet de trainingsacteur daarom in de 36 weken voor de dag waarop hij werkloos wordt 26 weken hebben gewerkt, net als alle andere werknemers. De trainingsacteur haalde die 26 weken niet en kreeg daarom geen WW-uitkering.

Een artiest werkt vaak kort en onregelmatig. Daarom gelden voor een artiest andere lagere eisen. Een artiest hoeft, om een WW-uitkering te krijgen, in 39 (in plaats van 36) weken maar 16 (in plaats van 26) weken te hebben gewerkt. De Centrale Raad van Beroep vindt de trainingsacteur echter geen artiest. Niet omdat - zoals de rechtbank Haarlem vond - de trainingsacteur niet in de culturele sector werkzaam was, maar omdat hij samen met een psycholoog trainingen gaf in een door zijn werkgever verzorgde opleiding aan leidinggevenden in het bedrijfsleven. De Centrale Raad van Beroep vindt deze werkomgeving niet vergelijkbaar met die van een artiest.

Het oordeel van de Centrale Raad van Beroep is in deze zaak een eindoordeel. Partijen kunnen tegen deze uitspraak dan ook geen hoger beroep instellen.


Myreport twitter